dinsdag 7 juli 2009

Sprookjes

Groep D in actie.

Dit zijn de sprookjes die wij in de les hebben gemaakt. We schreven telkens een zin en gaven het blaadje dan door. Het resultaat kun je hieronder lezen.

Sprookje 1
Er was eens een hond die in goede vriendschap met een kat was. Ze wandelden altijd samen in het bos en zongen vrolijke melodietjes. Toen ze op een dag iets heel raars zagen. “Gele bomen! Blauwe vogeltjes??!! Wat heb je in de paddestoelenrisotto voor paddestoelen toegevoegd?” vroeg de kat aan de hond. Maar de hond kon het al niet begrijpen. De hond was toch de beste kok in het dorpje, met vijf sterren. Hij was heel verbaasd en wilde niets meer zeggen. De kat had toch maar een heel goed idee. “Blauwe vogels met champignons, dat zou pas lekker zijn!” De hond was het daarmee eens en kookte voor hun de blauwe vogels met champignons. Ze hebben het opgegeten en daarna gingen ze naar huis.

Sprookje 2
Er was eens een leeuw die heel klein was. Andere leeuwen, die wel groter waren dan hij, lachten altijd over hem. Hij was heel treurig en wilde verhuizen. Hij besliste om naar Timboektoe te verhuizen. Onderweg naar Timboektoe gebeurde er iets bijzonders. Hij ontmoette een jonge goochelaar die hem vroeg: “Waar ga je naartoe, jij prachtig dier?” “Ik wil naar Timboektoe gaan. En jij? “Ik ben daar al geweest maar er is niets interessants dus blijf liever bij mij.” Dus de kleine leeuw besloot ook thuis te blijven en hij bleef verdrietig tot het eind van zijn leven.

Sprookje 3
Er was eens een witte hond. Hij heette Rex Imperator. Hij wilde een keer uitgaan. Hij besloot om naar een café te gaan. Hij wilde het meest van de wereld een biertje drinken. Hij kreeg een biertje, maar er was een groot probleem om het op te drinken. Hij kon namelijk de bodem van het glas niet bereiken en het lekkere biertje opdrinken. Toen kwam een heel mooie blonde serveerster. Zij was dol op witte honden en gaf de lekkere drank in het bord voor honden. Rex stond zo vlakbij de vervulling van zijn alcoholdroom. Maar hij werd zo dronken, dat hij zijn huis nooit meer kon vinden.

Sprookje 4
Er was eens een prachtige koe met de naam Milka. Milka at heel graag van het gras in de tuin. Iedereen moest daar om lachen. Of misschien niet iedereen, want alleen Prins Jan vond dat niet grappig. Prins Jan was namelijk verliefd op Milka. Hij stond elke dag heel vroeg op om naar Milka te gaan en even naar haar te kijken. Op een dag zag Milka prins Jan ook en werd zij ook verliefd op Prins Jan. Maar hoe kan een paarse koe een Prins graag zien en omgekeerd? In een sprookje kan alles gebeuren, dus de koe en de prins leefden nog lang en gelukkig samen. Ze kregen zo veel kinderen dat ze een zuivelfabriek konden beginnen.

Sprookje 5
Er was eens een sprekende kat die in een klein huisje in het bos woonde. Hij had een heel goede vriend: de zingende ezel. Ze maakten iedere dag om 14.00 uur een wandeling door het bos. Ze ontmoetten een kikker die kon blaffen. Ze schrokken heel erg en wilden wegrennen. Maar de kat zei: “Ga maar niet weg. We zijn groter dan deze kikker. We kunnen hem eten!” Maar de kikker had zo veel verdriet in zijn ogen dat ze hem niet konden vreten. Ze begonnen te huilen en werden vriendjes. Zo begon de vriendschap tussen de sprekende kat, de zingende ezel en de blaffende kikker die vanaf die dag samen lang en gezellig in het huisje in het midden van het bos woonden.

Sprookje 6
Er was eens een klein konijntje. En het konijntje had geen vrienden. Hij zat in zijn huisje helemaal alleen en dat maakte hem treurig. Maar op een dag kwam een bijzondere gast naar hem. De gast had donkergrijs haar, grote ogen, vier poten en een rode muts. Hij vroeg hem: “Heb je iets wat ik kan eten voor mij?” “Nee hoor”, antwoordde hij, “mijn maag is helemaal leeg!” “Dan zal ik misschien jou opeten”, zei de gast. “Ik ben alleen een klein konijntje, te weinig voor jou, en ik heb eigenlijk ook honger.” “Okee” zei de vreemde gast “dan nodig ik je uit naar een restaurant hier vlakbij en dan zullen we allebei genieten van lekker eten.” Het konijntje ging akkoord en ze aten en dronken nog lang en lekker!
Sprookje 7
Er was eens een klein jongetje op het platteland. Hij was zo klein dat hij onder zijn eettafel kon lopen. Hij was ook bang voor andere mensen. Daarom wilde hij naar een andere planeet reizen, waar de mensen zo klein waren als hij. Hij zat regelmatig ’s avonds voor zijn huisje en hij keek naar de hemel. Op een dag zag hij eindelijk een ruimteschip met mensen, die ook zo klein waren als hij. Precies zoals in zijn droom, maar iets klopte niet. Hoe kan ik daarnaartoe gaan, vroeg hij zichzelf af. “Ik moet vleugels krijgen”, dacht hij. En plotseling begonnen er vleugels aan zijn rug te groeien en hij begon te vliegen. Hij was zo blij dat hij nooit meer is teruggegaan.

Sprookje 8
Er was eens een klein manneke dat Dichtertje heette. Zijn grootste wens was groter te zijn. Daarom ging hij naar het ‘mirakel-bureau’ om hulp te vragen. De tovenaar die daar werkte, beloofde hem te helpen maar in ruil voor deze dienst moest hij ook iets bijzonders voor hem doen. Hij zei tegen hem: “Je moet tot morgen vroeg deze grote stapel boeken doorlezen.” Dichtertje schrok. “Nee! Nee, tovenaar! Ik kan niet zo veel boeken lezen die helemaal niet van mij zijn!” “Dan kan ik je niet helpen”, zei de tovenaar. Het manneke was zo teleurgesteld dat hij maar een gedachte in zijn hoofd had: zelfmoord. Dus hij kocht een touw en hing zichzelf op in zijn eigen kamer. Hij had al het touw om zijn nek en plotseling…schrok dichtertje wakker en was blij dat het maar een droom was.

Sprookje 9
Er was eens een prins die nooit uit zijn kasteel ging. Hij had een hekel aan mensen. Toch voelde hij zich eenzaam en droomde hij over een grote liefde. Maar hij droomde alleen en deed er niets voor. Zoals de meeste mannen…maar daarover gaat ons sprookje niet. Hij wou daarom iets doen. De tijd vloog en hij had al grijze haren. Hij besliste zijn haar te kleuren en eindelijk uit te gaan. Toen hij uitging, ontmoette hij vreemde mensen. Dan dacht hij: “Waarom zou ik een mens moeten trouwen? Er zijn toch ook zo veel lieve dieren.” Dus vond hij een paar van alle dieren, bijvoorbeeld een paar van honden, katten, vogels, en zo verder, en hij bracht de dieren naar zijn kasteel. En ze leefden nog lang en gelukkig in het kasteel; de prins en de vele dieren.

1 opmerking:

  1. Wat een grappige en originele sprookjes! Hoewel... het tweede sprookje was toch een beetje zielig. En met de hoofdpersonen van sprookje 7 en 8 kon ik me goed identificeren, want ik ben ook niet zo groot...

    Het derde sprookje is zeker op Katja gebaseerd?

    Eefke

    BeantwoordenVerwijderen